Nieuws & Blogs

Top 10 Belastingplannen 2026

|
binnenhof, prinsjesdag

 Op Prinsjesdag 2025 kwamen diverse fiscale voorstellen uit het koffertje van minister Heinen van Financiën. Vanwege de demissionaire status van het kabinet zijn de voorstellen minder omvangrijk dan in andere jaren. Wij zetten hieronder niettemin tien belangrijke wijzigingen voor jou op een rij. 

Veel van de plannen die hieronder worden vermeld, moeten nog door de Tweede- en Eerste Kamer worden goedgekeurd. Er kunnen nog wijzigingen in worden aangebracht. Vanwege de aankomende verkiezingen voor de Tweede Kamer is het bovendien onzeker hoe de Tweede Kamer uiteindelijk gaat stemmen over de plannen.

 

1. Werkgevers gaan 12% heffing betalen op fossiele personenauto van de zaak

Vanaf 1 januari 2027 ben jij als werkgever een pseudo-eindheffing van 12% verschuldigd wanneer je een personenauto met CO2-uitstoot ter beschikking stelt aan een werknemer voor privégebruik en/of woon-werkverkeer. Het doel van deze regeling is om de overstap naar elektrische personenauto’s te versnellen, in lijn met de klimaatdoelen voor 2030. Volledig elektrische personenauto’s en personenauto’s met CO2-uitstoot die uitsluitend zakelijk worden gebruikt, vallen buiten de regeling.

Tot 17 september 2030 is geen pseudo-eindheffing verschuldigd over personenauto’s met CO2-uitstoot die je vóór 1 januari 2027 aan werknemers ter beschikking hebt gesteld. Na deze datum geldt de heffing voor alle personenauto’s met CO2-uitstoot met privégebruik.

Woon-werkverkeer wordt expliciet als privégebruik aangemerkt. Dit is dus anders dan bij de berekening van de bijtelling voor privégebruik van de auto van de zaak.

 

Vanaf 1 januari 2027 moet jij dus maandelijks een pseudo-eindheffing berekenen. Deze heffing mag je maandelijks voldoen, maar je mag ook wachten met de afdracht tot het tweede loonaangiftetijdvak in 2028. De heffing mag je niet doorberekenen aan de werknemer. Een eigen bijdrage van de werknemer voor privégebruik heeft geen invloed op de hoogte van de heffing.

 

2. Aanpassingen box 3: hoger rendement, lager vrijgesteld vermogen

Het kabinet voert met ingang van 2026 een aantal aanpassingen door in de huidige box 3-regeling als opmaat naar het nieuwe stelsel op basis van werkelijk rendement. De beoogde invoerdatum van het nieuwe stelsel is 1 januari 2028. Hieronder de belangrijkste wijzigingen per 1 januari 2026:

  • Het forfaitair rendement voor overige bezittingen stijgt van 6 naar 7,78%. De stijging van 1,78% is bedoeld als dekking van de verwachte budgettaire derving van de latere invoering van het nieuwe stelsel (2028 in plaats van 2026).

  • Tegelijkertijd daalt, ook om de budgettaire derving te dekken, het heffingsvrije vermogen van €57.684 naar €51.396 per persoon, waardoor meer belastingplichtigen box 3-heffing gaan betalen.

  • De zogeheten leegwaarderatio wordt beperkt: verhuur aan gelieerde partijen tegen een niet-marktconforme huur valt voortaan buiten deze regeling. Dit voorkomt belastingvoordeel door kunstmatig lage huur. Gelieerde partijen zijn partijen die zo nauw verbonden zijn dat zij onderling een huurprijs afspreken die normaal niet in de markt zou gelden.

 

3. Diverse wijzigingen in tarieven inkomstenbelasting box 1

Voor belastingplichtigen jonger dan de AOW-leeftijd daalt het tarief in de eerste schijf van de inkomstenbelasting licht, van 35,82% (2025) naar 35,70% (2026). Het tarief in de tweede schijf stijgt juist licht van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026). Het tarief in de derde schijf blijft ongewijzigd (49,50%).

Voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd geldt een verlaging van het tarief in de eerste schijf van 17,92% (2025) naar 17,80% (2026). Het tarief in de tweede schijf stijgt licht van 37,48% (2025) naar 37,56% (2026) en het tarief in de derde schijf blijft ook hier gelijk (49,50%).

Daarnaast wijzigen de schijflengtes in box 1 van de inkomstenbelasting met een beperkte indexatie. In 2026 is vanaf een inkomen van € 79.137 het hoogste tarief van 49,50% van toepassing.

De maximale arbeidskorting wordt in 2026 verhoogd van € 5.599 (2025) naar € 5.712 (2026).

De maximale algemene heffingskorting stijgt in 2026 licht van € 3.068 naar € 3.115 (voor belastingplichtigen ouder dan de AOW-leeftijd van € 1.536 naar € 1.554) en de maximale inkomensafhankelijke combinatiekorting stijgt van € 2.986 naar € 3.032. Ook de ouderenkorting en de alleenstaandeouderkorting stijgen licht.

Voor ondernemers daalt de zelfstandigenaftrek in 2026 van € 2.470 naar € 1.200; dit sluit aan bij het beleid om fiscale voordelen voor zelfstandigen af te bouwen. Voor jou als ondernemer betekent dit dat de fiscale stimulans voor zelfstandig ondernemerschap verder afneemt.

De mkb-winstvrijstelling blijft in 2026 gelijk op 12,70%.

 

4. Wijziging in de belastingheffing over een lucratief belang

Een lucratief belang kan aan de orde zijn als het rendement op een investering in bijvoorbeeld aandelen niet in verhouding staat tot het geïnvesteerde kapitaal of het risico dat aan de investering is verbonden. Bijvoorbeeld bij werknemersparticipaties kan een lucratief belang aan de orde zijn.

Voordelen uit een lucratief belang worden in de regel belast in box 1 van de inkomstenbelasting. Een uitzondering doet zich voor bij een zogenoemd middellijk gehouden lucratief belang. Als de voordelen uit het middellijk gehouden belang voor minimaal 95% naar privé worden uitgekeerd (dit is de zogenoemde doorstootverplichting), worden de voordelen niet belast in box 1 maar in box 2 als inkomen uit aanmerkelijk belang. Het tarief in box 2 is op dit moment minimaal 24,5% en maximaal 31%.

De belastingdruk in box 2 op voordelen uit een middellijk gehouden lucratief belang wordt vanaf 2026 verhoogd naar maximaal 36% (dat is het tarief van box 3). Dit wordt geregeld doordat de grondslag voor de belastingheffing over inkomen uit een middellijk gehouden lucratief belang wordt verbreed met een vermenigvuldigingsfactor.

 

5. Verduidelijking fietsregeling

Sinds 1 januari 2020 geldt een bijtelling van 7% (verminderd met de eventuele eigen bijdrage van de werknemer) voor een fiets van de zaak die een werknemer ook privé mag gebruiken. Deze bijtelling is verplicht zodra de fiets voor woon-werkverkeer wordt gebruikt.

Het kabinet stelt voor om deze regeling met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 aan te passen. Wordt de fiets niet of maximaal 10% bij het woon- of verblijfadres van de werknemer gestald, dan is de bijtelling nihil. Dit betekent dat er geen loon- of inkomstenbelasting verschuldigd is. Zo voorkomt de regeling onbedoelde belastingheffing bij bijvoorbeeld hubfietsen of campusfietsen. Deze regeling geldt overigens ook voor jou als IB-ondernemer.

Wordt de fiets meer dan 10% bij het woon- of verblijfadres gestald, dan geldt de reguliere bijtelling van 7%.

 

6. Overdrachtsbelasting: introductie 8%-tarief in 2026

In 2026 gaan vier tarieven gelden voor de overdrachtsbelasting (al aangenomen in 2024).

  1. Het standaardtarief van 2% geldt voor woningen die jij zelf als hoofdverblijf gebruikt.

  2. Starters jonger dan 35 jaar kunnen onder voorwaarden een vrijstelling van 0% toepassen bij de aankoop van een woning met een marktwaarde tot € 555.000 (2026).

  3. Voor woningen die niet als hoofdverblijf dienen geldt vanaf 2026 een nieuw tarief van 8%. Denk daarbij aan beleggingsobjecten, vakantiewoningen, woningen voor kinderen of verhuurde woningen.

  4. Het tarief voor niet-woningen blijft 10,4%. Dit geldt voor bijvoorbeeld commercieel vastgoed, bedrijfspanden en onbebouwde grond.

 

7. Btw op cultuur, media en sport blijft 9%

Het kabinet heeft besloten om het verlaagde btw-tarief van 9% op cultuur, media en sport te behouden. De vorig jaar voorgestelde en aangenomen verhoging naar 21% per 1 januari 2026 wordt dus geschrapt.

Het behoud van het lage tarief kost structureel € 1,3 miljard. Dat dekt het kabinet door de inflatiecorrectie op de inkomsten- en loonbelasting te beperken.

 

Voor logiesverstrekkers (zoals hotels en B&B’s) geldt vanaf 1 januari 2026 echter wel het algemene tarief van 21%. Deze aangenomen btw-verhoging wordt dus niet teruggedraaid.

 

8. Regeling vervroegd uittreden vanaf 2026 structureel

De tijdelijke RVU-drempelvrijstelling wordt vanaf 2026 structureel voortgezet. Werknemers kunnen hierdoor – onder voorwaarden – tot drie jaar vóór de AOW-leeftijd stoppen met werken en een uitkering ontvangen. Blijft die uitkering binnen het drempelbedrag, dan betaal jij als werkgever geen pseudo-eindheffing van 52%.

Naast de voortzetting van de regeling stijgt ook het drempelbedrag met € 300 bruto per maand en indexeert dit bedrag jaarlijks mee met het minimumloon. In 2025 is de RVU-drempelvrijstelling €2.273 per maand.

De pseudo-eindheffing die je betaalt voor bedragen boven de RVU-drempelvrijstelling stijgt ook. Boven deze drempel geldt nu nog een pseudo-eindheffing van 52%, maar deze stijgt naar 57,7% in 2026, naar 64% in 2027 en naar 65% vanaf 2028.

9. Fiscaal voordeel groene beleggingen versoberd

Groen beleggen levert nu fiscaal voordeel op via een vrijstelling in box 3. Daarnaast geldt een heffingskorting van 0,1% over het vrijgestelde bedrag. De regeling geldt voor beleggingen in erkende groenfondsen die duurzame en innovatieve projecten financieren. 

Vanaf 1 januari 2025 werd dit voordeel al geleidelijk afgebouwd. In 2025 bedraagt de vrijstelling nog € 26.312 (€ 52.624 voor fiscale partners). In 2026 blijft de vrijstelling nog bestaan, maar in 2027 bedraagt deze nog slechts € 200 (€ 400 voor partners). De regeling is daarmee feitelijk afgeschaft. 

De heffingskorting blijft in 2027 formeel bestaan, maar door het percentage van 0,1 is het effect marginaal. Eigenlijk zou het fiscale voordeel per 1 januari 2027 worden afgeschaft, maar vanwege uitvoeringsproblemen bij de Belastingdienst schuift de definitieve afschaffing door naar 1 januari 2028. 

 

10. Verduidelijking erf- en schenkbelasting

Er zijn vier maatregelen gepresenteerd op Prinsjesdag 2025 die betrekking hebben op de erf- en schenkbelasting. Hiermee wil het kabinet de belastingpraktijk verduidelijken en oneerlijke situaties voorkomen:

    1. Schenkingen binnen 180 dagen voor een overlijden worden vanaf 1 januari 2026 alleen via de erfbelasting belast en niet meer eerst in de schenkbelasting. Nu moet je nog zowel een aangifte schenk- als erfbelasting doen.

    2. Biologische kinderen zonder juridische erkenning worden vanaf 2026 gelijkgesteld met juridisch erkende (biologische) kinderen voor de erf- en schenkbelasting. Hierdoor kunnen zij gebruikmaken van het kindertarief en de kindvrijstelling. Voorwaarde is wel dat het biologische ouderschap aangetoond kan worden via een DNA-test.

    3. Bij huwelijkse voorwaarden met ongelijke breukdelen (bijv. 90/10) wordt alles boven 50% getroffen met erf- of schenkbelasting. Daarbij worden huwelijkse voorwaarden die gesloten zijn voor 16 september 2025 16.00 uur buiten deze maatregel gelaten, op voorwaarde dat deze later niet worden aangepast.

    4. De termijn voor het doen van aangifte erfbelasting wordt verlengd van 8 naar 20 maanden na overlijden. Belastingrente gaat pas lopen vanaf de 21e maand. Dit geeft jou meer tijd voor een correcte en volledige aangifte en vermindert het risico op uitstelverzoeken en bezwaarprocedures.  Beide maatregelen gelden voor het eerst voor belastingaanslagen erfbelasting bij overlijdens op of na 1 januari 2026.

Wil je alle maatregelen van Prinsjesdag nog eens rustig nalezen en alle details overzichtelijk op een rij hebben? Download dan de door de SRA uitgebrachte  Prinsjesdag Special. Daarin vind je alle wijzigingen uitgebreid toegelicht, zodat je precies weet wat dit voor jou betekent.

 

Heb jij vragen naar aanleiding van de belastingplannen? Neem gerust contact op met onze fiscale afdeling.